kalenderArtikel 6:97 BW bepaalt dat de rechter de schade begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kort gezegd zijn er twee manieren van schadebegroting: concreet en abstract. Deze twee verschillende manieren van schadebegroting leiden tot een verschil in het tijdstip van de opeisbaarheid van de schadevergoedingsvordering, hetgeen bijvoorbeeld van belang is voor de wettelijke rente.

Hoe zit dit precies?

Wat is het verschil tussen concrete en abstracte schadebegroting?

De rechter heeft de vrijheid – mits deze wijze van begroting in overeenstemming is met de aard van de schade – om de schade concreet of abstract te begroten. Doorgaans is het uitgangspunt dat de schade concreet wordt begroot. Dit beginsel is in lijn met het schadevergoedingsrecht, waarin wordt gepoogd de schade die de benadeelde lijdt zoveel mogelijk te vergoeden. Concrete schadebegroting houdt in dat er rekening wordt gehouden met alle concrete omstandigheden die spelen bij een benadeelde. Bij een abstracte schadeberekening wordt juist geabstraheerd van concrete omstandigheden naar algemene uitgangspunten. De abstracte schadeberekening wordt doorgaans gezien als een minimum.

Bijvoorbeeld

Een man heeft na een verkeersongeluk schade aan zijn auto. Hij gaat naar een bevriende automonteur en betaalt daar € 150 aan reparatiekosten als vriendenprijs. Normaliter rekent deze monteur echter € 300 voor dezelfde klus. Bij een concrete wijze van schadebegroting zou dan de € 150 aan daadwerkelijk gemaakte kosten worden vergoed, maar bij de abstracte wijze is dat € 300.

Wat is het verschil in het tijdstip van opeisbaarheid van een vordering?

De wijze van schadebegroting heeft gevolgen voor het tijdstip van opeisbaarheid van een vordering tot schadevergoeding. Als de schade concreet moet worden begroot, dan is de vordering tot schadevergoeding  opeisbaar vanaf het moment dat de kosten daadwerkelijk door de benadeelde zijn gemaakt. Bij een abstracte schadebegroting is de vordering opeisbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan.

In het hierboven genoemde voorbeeld is in het eerste geval de vordering opeisbaar vanaf het moment dat de man de reparatiekosten aan de monteur heeft betaald, terwijl bij de abstracte wijze de vordering al opeisbaar zou zijn vanaf het moment dat het ongeluk plaatsvond. Dit betekent dat de vordering tot schadevergoeding bij een abstracte begroting gelijk opeisbaar is direct na het ongeval, ook al staat de hoogte van de schade nog niet vast.

Wettelijke rente

Bovendien is ook de wettelijke rente pas verschuldigd vanaf het moment van opeisbaarheid van de vordering. De wettelijke rente is zelf overigens een mooi voorbeeld van een bij wet vastgelegde abstracte begrotingswijze. De wettelijke rente wordt namelijk abstract berekend op grond van artikel 6:119 BW. Het doet er bijvoorbeeld niet toe hoeveel schade er daadwerkelijk is geleden door de vertraging in de voldoening van een geldsom; de benadeelde kan altijd aanspraak maken op de (gefixeerde) wettelijke rente als vergoeding voor de vertraagde betaling. Zie over de wettelijke rente ook de blog van Matthijs Stevens.

Tenslotte

Om bovenstaande redenen is het van belang om je bewust te zijn van het verschil in de opeisbaarheid van de schadevergoedingsvordering bij een concrete dan wel abstracte schadebegroting.