hoofd-op-armen2Sinds het Taxibus-arrest van de Hoge Raad bestaat ruimte voor toewijzing van schadevergoeding voor shockschade. In dat arrest heeft de Hoge Raad zich echter niet expliciet uitgelaten over de vraag welke schade in geval van shockschade wordt vergoed. De rechtbank Rotterdam deed dat wel.

Uitspraak rechtbank Rotterdam

De rechtbank Rotterdam liet zich bij vonnis van 16 december 2015 onder meer uit over de vraag of een shockschadeslachtoffer alleen aanspraak kan maken op immateriële schade (zoals door de verzekeraar van de schadeveroorzakende partij was betoogd), of dat hij recht heeft op vergoeding van zowel materiële als immateriële schade.

Shockschade

Wat is shockschade ook alweer? Als een persoon wordt geconfronteerd met de (directe gevolgen van) een ernstig ongeval waarbij een ander gewond raakt of overlijdt, kan die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengen wat resulteert in psychisch letsel. Dat psychisch letsel is shockschade. Shockschade is dus geen bepaalde soort van schade (zoals vermogensschade), maar een bron waaruit schade ontstaat (zoals een bedrijfsongeval). Uit dat psychisch letsel kunnen velerlei (materiële of immateriële) schadeposten ontstaan.

Uit het eerder genoemde Taxibus-arrest volgt dat ruimte is voor schadevergoeding wegens shockschade als is voldaan aan een drietal vereisten:
1) Door een overtreding van een veiligheids- of verkeersnorm moet een ernstig ongeval zijn ontstaan waarbij het (primaire) slachtoffer gewond is geraakt of is overleden;
2) het shockschadeslachtoffer moet op een dusdanige wijze met (de directe gevolgen van) dat ongeval zijn geconfronteerd, dat hij of zij een hevige emotionele schok ondervindt;
3) welke schok resulteert in een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.

Rechtbank Rotterdam; welke schade wordt vergoed?

In zijn uitspraak volgt de rechtbank Rotterdam de stelling van de verzekeraar – dat slechts immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt – niet. De rechtbank overweegt dat de vrachtwagenchauffeur in dit geval niet alleen onrechtmatig heeft gehandeld jegens moeder en dochter, maar ook jegens de vader als shockschadeslachtoffer. Nu artikel 6:162 BW bepaalt dat (alle) schade ten gevolge van onrechtmatig handelen moet worden vergoed – en noch uit het Taxibus-arrest noch uit het wettelijk stelsel van schadevergoeding anders volgt – komt zowel de materiële als immateriële schade van de vader voor vergoeding in aanmerking.

Conclusie

Als is voldaan aan de drie vereisten uit het Taxibus-arrest heeft de veroorzaker van het ongeval niet alleen onrechtmatig gehandeld jegens het gewonde of gedode primaire slachtoffer, maar ook jegens het shockschadeslachtoffer. Op basis daarvan kan het shockschadeslachtoffer – als ook is voldaan aan de overige vereisten van artikel 6:162 BW (toerekenbaarheid, schade, causaliteit en relativiteit) – dus aanspraak maken op volledige (materiële en immateriële) schadevergoeding.