ProceskostenvergoedingEen kort geding wordt vaak gebruikt als drukmiddel om iets van een ander gedaan te krijgen. In veel gevallen heeft dat drukmiddel effect en leidt het al voor het kort geding daadwerkelijk plaatsvindt tot resultaat. Een groot aantal van de kort gedingen wordt dan ook voor de zittingsdatum ingetrokken. Als eiser heb je dan wat je wil, maar toch heb je kosten moeten maken om dat voor elkaar te krijgen.

Kun je dan als eiser nog een proceskostenvergoeding vorderen van de gedaagde? En omgekeerd, kun je als gedaagde, als de eiser het kort geding intrekt vóór de zitting, ook een proceskostenvergoeding krijgen? Deze vragen heeft de Hoge Raad beantwoord in zijn arrest van 3 juni 2016.

Van belang: aanhangigheid

De Hoge Raad overweegt in zijn arrest van 3 juni 2016, kort gezegd, dat voor de vraag of een partij in kort geding een proceskostenvergoeding is verschuldigd, het moment waarop het kort geding aanhangig is, van belang is.

Het kort geding als zodanig bestrijkt slechts zes artikelen in ons Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Wanneer een kort geding aanhangig is, wordt in deze artikelen niet geregeld. De Hoge Raad zet daarom in dit arrest eerst uiteen vanaf welk moment een kort geding aanhangig is.

De Hoge Raad wijst daarbij allereerst op artikel 125 Rv, waarin is bepaald dat een “gewone” dagvaardingsprocedure aanhangig is vanaf de dag dat de deurwaarder de dagvaarding aan de gedaagde heeft betekend. Op dat moment is de rechter nog niet bekend met het geschil; dat wordt hij pas als de dagvaarding op de rol is ingeschreven.

Wanneer is een kort geding aanhangig?

In kort gedingen is dat anders: bij een kort geding moet de eiser voordat hij zijn kortgedingdagvaarding kan laten betekenen een datum voor de behandeling van dat kort geding vragen aan de rechtbank. Dat doet hij door een aanvraagformulier en een conceptdagvaarding aan de rechtbank te sturen. Na het verkrijgen van een datum voor het kort geding moet de eiser binnen twee dagen de datum aan de gedaagde mededelen en de gedaagde de conceptdagvaarding toesturen. Over het algemeen zal dus al voordat de dagvaarding aan de gedaagde wordt betekend aan de gedaagde zijn medegedeeld dat, wanneer en waarover een kort geding zal plaatsvinden tussen hem en de eiser.

Het kort geding is dan ook aanhangig, zo overweegt de Hoge Raad, vanaf het moment dat de eiser aan de gedaagde de datum van het kort geding en de inhoud daarvan (door het toesturen van de conceptdagvaarding) heeft medegedeeld óf – net als bij een bodemprocedure – vanaf de dag dat de deurwaarder de dagvaarding aan de gedaagde heeft betekend. Hetgeen als eerste plaatsvindt – de mededeling of de daadwerkelijke betekening – zal daarbij bepalend zijn voor het moment waarop het kort geding aanhangig is.

Hoe en wanneer kun je een proceskostenvergoeding verkrijgen?

Gedaagde

Die aanhangigheid komt in beginsel te vervallen op het moment dat de eiser – vóór de geplande datum van het kort geding – aan de gedaagde mededeelt dat hij het kort geding toch intrekt, terwijl niet is voldaan aan het gevorderde. Soms is dat (zeer) kort voor de zitting, waardoor de gedaagde al kosten heeft moeten maken in verband met de voorbereiding van het verweer. De gedaagde kan dan aangeven dat hij een oordeel van de voorzieningenrechter verlangt over de proceskosten, waardoor de aanhangigheid van het geding niet komt te vervallen. Dat kan hij nog doen tot veertien dagen na de oorspronkelijke datum van het kort geding.

Kan de behandeling van de vordering van de gedaagde met betrekking tot de proceskosten niet plaatsvinden op de oorspronkelijke datum van het kort geding – bijvoorbeeld omdat de gedaagde de mededeling dat hij een proceskostenvergoeding verlangt, doet ná die datum – dan moet de gedaagde een nieuwe datum vragen en deze tijdig aan de eiser mededelen. Dat de gedaagde een nieuwe datum krijgt, betekent overigens niet dat de vordering ook daadwerkelijk op zitting zal worden behandeld. De voorzieningenrechter kan besluiten dat beide partijen hun standpunten schriftelijk naar voren moeten brengen, tenzij een partij gemotiveerd verzoekt om een mondelinge behandeling.

Eiser

Eenzelfde situatie doet zich voor als de gedaagde nadat het geding aanhangig is gemaakt, maar voordat het kort geding dient, aan de vordering van de eiser voldoet. Bereiken partijen bij de schikking van het geschil geen overeenstemming over de proceskosten, dan kan de eiser de zaak toch laten uitroepen en een oordeel van de rechter vragen over de verschuldigdheid van de proceskosten door de gedaagde.

Welke kosten worden vergoed?

Liquidatietarief

In beide gevallen geldt dat de kosten worden vergoed met inachtneming van artikel 241 Rv. In onze blog Proceskosten; reken je niet te rijk schreven wij al over welke kosten je vergoed kunt krijgen. Samengevat betekent een veroordeling in de proceskosten niet dat de werkelijk gemaakte kosten worden vergoed. De vergoeding is vrijwel altijd (veel) lager en wordt berekend volgens het zogenoemde ‘liquidatietarief’.

De Hoge Raad wijst bovendien nog expliciet op de regeling die is neergelegd in § 7 van het liquidatietarief. Daarin is bepaald dat de gedaagde die voldoet aan de vordering van de eiser vóór het (al aanhangige) (kort) geding plaatsvindt, aan de eiser een proceskostenvergoeding ter hoogte van 1 punt van het liquidatietarief betaalt. Dit komt in veel gevallen neer op een bedrag van € 816. De eiser die de zaak intrekt terwijl niet voldaan is aan het gevorderde en het (kort) geding al aanhangig is, betaalt de gedaagde in ieder geval een proceskostenvergoeding ter hoogte van 0,5 punt van het liquidatietarief.

Griffierecht

Let wel: als partijen het niet eens worden over de proceskosten en de zaak laten uitroepen, dan is de partij die van de voorzieningenrechter een oordeel over de proceskosten wenst, griffierecht verschuldigd. Ook de partij die verschijnt in dit geding over de proceskosten is griffierecht verschuldigd. De (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in het “uitgeklede” geschil over de proceskosten, dient dan ook de griffierechten van de ander te vergoeden.

Kort geding intrekken? Niet zonder risico’s!

Een kort geding kan dus – zeker na dit arrest – niet altijd zonder consequenties als drukmiddel worden gebruikt. Niet alleen kan een vergoeding van de proceskosten aan de orde komen, maar daarnaast – als partijen er niet uitkomen en de rechter om een oordeel wordt gevraagd – ook een vergoeding van de betaalde griffierechten. Denk daar goed over na voor je een kort geding start!

Bron: HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087