geldOp 2 september 2016 heeft de Hoge Raad in twee zaken opnieuw een belangrijke stap gezet in de ‘effectenlease-affaire’. Voor het eerst heeft de Hoge Raad bepaald dat de particuliere belegger in bepaalde gevallen – ondanks eigen schuld – aanspraak kan maken op een volledige schadevergoeding voor de financiële nadelige gevolgen van de effectenleaseovereenkomst. Wanneer kan de belegger rekenen op een 100%-schadevergoeding en wanneer dient hij genoegen te nemen met slechts een deel van de schade? En welke maatstaf geldt daarbij?

De effectenleaseovereenkomst

De effectenleaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij een (particuliere) belegger geld van een effectenleaseaanbieder (zoals Dexia) leent. De aanbieder koopt met dat geleende geld effecten voor de cliënt, die op zijn beurt maandelijks een (forse) rente betaalt om zijn schuld af te lossen. Hoewel deze constructie als voordeel heeft dat een hoog rendement kan worden behaald, is zij tegelijkertijd risicovol voor de beleggers. Dit werd duidelijk toen de beurs in 2000 kelderde en particuliere beleggers met een hoge restschuld bleven zitten. Nadien zijn vele procedures gevoerd, waaronder de twee proefprocedures die tot de uitspraken van 2 september 2016 hebben geleid.

Bijzondere zorgplicht effectenleaseaanbieder

In 2009 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat op een effectenleaseaanbieder als Dexia een bijzondere zorgplicht rust tegenover particuliere beleggers: Dexia is immers een professionele dienstverlener en effectenlease brengt, zoals gezegd, risico’s met zich mee voor de afnemer. Op grond van deze zorgplicht is de aanbieder van een effectenleaseproduct verplicht de particuliere belegger te waarschuwen voor zijn restschuldrisico, zijn inkomens- en vermogenspositie te onderzoeken en hem, zo nodig, af te raden om de effectenleaseovereenkomst te sluiten. Indien de aanbieder zijn zorgplicht niet naleeft, is hij in beginsel schadeplichtig jegens de particuliere belegger.

De omvang van de schadevergoedingsverplichting bij eigen schuld van de particuliere belegger

Voor de omvang van de schadevergoedingsverplichting van de aanbieder is van belang of sprake is van eigen schuld van de particuliere belegger bij het sluiten van de effectenleaseovereenkomst (art. 6:101 BW). Deze eigen schuld zou daarin gelegen kunnen zijn dat de particuliere belegger wist dat met geleend geld zou worden belegd, dat hij over deze lening rente moest betalen en dat hij het geleend bedrag uiteindelijk zou moeten terugbetalen en er desalniettemin voor heeft gekozen de effectenleaseovereenkomst aan te gaan. In een dergelijk geval kan de schade op grond van de zogeheten ‘causaliteitsafweging’ naar rato over partijen worden verdeeld. Indien de uitkomst van deze verdeling niet redelijk wordt geacht, kan de rechter een andere verdeling gelasten op grond van de ‘billijkheidscorrectie’.

Het ‘hof-model’ bij eigen schuld

In de rechtspraak is ten aanzien van de verdeling van de schade het ‘hof-model’ ontwikkeld. Op grond van dit hof-model wordt de schade die is ontstaan doordat de aanbieder van een effectenleaseproduct zijn zorgplicht heeft geschonden zo verdeeld dat de aanbieder 2/3e daarvan dient te vergoeden. 1/3e van de schade blijft (gelet op de eigen schuld) voor rekening van de particuliere belegger. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt al naar gelang de mogelijke financiële gevolgen van de effectenlease destijds wel of niet een onaanvaardbaar zware last voor de afnemer vormden. In het eerste geval komen zowel een eventuele restschuld, de reeds betaalde rente, de aflossing en de kosten voor vergoeding in aanmerking; in het tweede geval strekt de schade zich enkel uit eventuele restschuld.

De twee arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016: een uitzondering op het ‘hof-model’

De arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 hebben allebei betrekking op de situatie waarin een particuliere belegger door een tussenpersoon (SpaarSelect B.V.; ook wel: ‘cliëntenremisier’ genoemd) bij Dexia werd aangebracht. Nadat de effectenleaseovereenkomsten die de particuliere beleggers met Dexia hadden gesloten vroegtijdig werden beëindigd, bleven zij met een restschuld zitten. Dexia vorderde (op grond van het ‘hof-model’) in beide proefprocedures betaling van 1/3e van de schade (de restschuld) van de beleggers. De beleggers stelden zich daarentegen op het standpunt dat zij daar op grond van de ‘billijkheidscorrectie’ niet toe waren gehouden.

De Hoge Raad gaf uiteindelijk de beleggers gelijk onder de voorwaarde dat zou komen vast te staan dat de tussenpersoon de beleggers niet alleen bij Dexia had aangebracht, maar ook (zonder vergunning) beleggingsadvies had verstrekt. Volgens de Hoge Raad mag een tussenpersoon op grond van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 immers alleen beleggingsadvies verstrekken indien hij een vergunning heeft. Indien een tussenpersoon zonder vergunning beleggingsadvies heeft verstrekt en de aanbieder dat wist of had kunnen weten, dient hij te weigeren met de particuliere belegger te contracteren. Doet hij dat niet, dan eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van de aanbieder ten aanzien van een eventuele restschuld, de reeds betaalde rente, aflossing en kosten, geheel in stand blijft. Dat geldt ook indien de mogelijke financiële gevolgen destijds een aanvaardbaar zware last voor de afnemer vormden.

Gevolgen van de twee arresten: waarop te letten?

In de hiervoor besproken twee arresten heeft de Hoge Raad de maatstaven die gelden indien een effectenleaseaanbieder zijn zorgplicht heeft geschonden, maar tevens sprake is van eigen schuld van de particuliere belegger, als volgt samengevat:

  • Uitgangspunt: de schade moet worden verdeeld volgens de maatstaf 1/3e (particuliere belegger) en 2/3e (aanbieder). Indien de financiële gevolgen van de effectenlease een onaanvaardbare zware last voor de particuliere belegger vormden, strekt de schade zich uit over de restschuld, rente, aflossing en kosten. Indien van een dergelijke onaanvaardbare last geen sprake was, betreft de schade enkel de restschuld.
  • Tenzij: indien de effectenleaseovereenkomst is gesloten na bemiddeling door een tussenpersoon die zonder vergunning tevens beleggingsadvies heeft verstrekt en de aanbieder van deze advisering wist of behoorde te weten. In dat geval vereist de billijkheid dat de aanbieder 100% van de schade vergoedt. De schade strekt zich dan uit over de restschuld, rente, aflossing en kosten, ook indien van een onaanvaardbare last geen sprake was.

Het is dus van belang goed te letten op de omstandigheden van een concreet geval om te weten op welke wijze de schade verdeeld wordt en welke schade precies vergoed wordt. Hierbij heeft de Hoge Raad wel overwogen dat in individuele zaken niet onbeperkt kan worden geabstraheerd van de omstandigheden van het geval. Enige ruimte voor een andere verdeling lijkt dus te bestaan.

 

Bron:
HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2015 en ECLI:NL:HR:2016:2012
Zie voor een uitgebreidere beschrijving van de twee arresten: Effectenlease: volledige schadevergoeding bij beleggingsadvies door tussenpersoon zonder vergunning